Gerrit Vuystinck I [1625-1685]
Schotel met kwabornament, centraal een wapen, toegeschreven aan Alexander Radclyffe | 1656-1657
Kunstmuseum Den Haag heeft een schatkamer van meer dan 160.000 kunstwerken. Hier werken we aan de online ontsluiting van de hoogtepunten uit deze collectie.
Haags zilver heeft een grote aantrekkingskracht om zijn uitgebalanceerde vorm en ingetogen versiering, waardoor het mooi glanzende materiaal alle nadruk krijgt. De stijl is niet voor niets alom nagevolgd. Door het internationale karakter van de hofstad hebben voorbeelden van buitenlands zilver bijgedragen aan de ontwikkeling van de voorname, typisch Haagse stijl.
Hoewel Den Haag in de zeventiende en achttiende eeuw een relatief kleine stad was, woonden er veel kapitaalkrachtige burgers. Zij investeerden in goud en zilver, dat immers in geval van nood weer omgesmolten kon worden tot geld. Werken en ontvangen in Den Haag verlangde een zekere status. De rijkdom wordt geïllustreerd door het vaak bijzonder zware gebruikszilver, dat bovendien is voorzien van familiewapens. De klantenkring van Haagse zilversmeden varieerde van provinciale afgevaardigde of buitenlands diplomaat tot adellijke hoveling of zelfs de stadhouder. Stedelijke en landelijke bestuurscolleges deelden geschenken uit in goud en zilver. Gilden en kerken hadden behoefte aan pronkzilver en edelmetaal voor de eredienst. Veel Haagse zilversmeden voeren daar wel bij. Ook vanuit andere steden zijn bestellingen geplaatst in Den Haag.
In en rondom het stadhouderlijk hof ontstond in de zeventiende eeuw een traditie in het gebruik van grote luiermanden en toiletstellen. De tafelcultuur bij ontvangsten vereiste uitgebreide zilveren serviezen met zware schotels en borden en met grote terrines en koelvaten voor wijnflessen. Haagse paleizen werden verlicht door zilveren wandblakers, kroonluchters en meerarmige kandelabers. De chique Haagse aristocratie volgde dit al te graag na.
De invloed van buitenlands zilver in Den Haag moet niet worden onderschat. Ambassadeurs uit vele landen vertegenwoordigden hier hun vorst. Zij richtten de ontvangstvertrekken in hun woning in met de pracht en praal gebruikelijk in de paleizen van hun land. De nieuwste snufjes waren snel bekend. Bijvoorbeeld het zeventiende-eeuwse Franse gebruik van een kleine terrine of écuelle voor bouillon bij het ontbijt. Of het vroege gebruik van suikerstrooiers en sauskommen, van wijnkoelers voor één fles. In de achttiende eeuw heeft op menig Haagse dinertafel in het midden een epergne gestaan, een sierstuk dat plaats kon bieden aan een terrine, kaarsenhouders, strooibussen, olie-en-azijnflessen, zoutvaten en mandjes voor snoepjes. De Republiek zond zelf ook gezanten naar buitenlandse hoofdsteden. Zij bestelden daar zilveren serviesgoed, dat in Den Haag werd nagebootst.
Daarnaast vestigden zich in Den Haag veel zilversmeden die in het buitenland waren opgeleid. Zij brachten rechtstreeks de technische kennis en vormgeving mee uit de beroemde zilvercentra als Antwerpen, Neurenberg, Augsburg en Parijs. Antwerpen speelde in de late zestiende en vroege zeventiende eeuw een grote rol en in de jaren 1630-1640 kwamen veel Duitsers naar Den Haag, onder wie Hans Coenraet Breghtel en Andries Grill, die toonaangevend zouden worden. In de late zeventiende en achttiende eeuw inspireerde vooral het Franse zilver de vormgeving en versiering van voorwerpen. De belangrijkste in Parijs opgeleide zilversmid was Adam Loofs. Hij vervulde de functie van zilverbewaarder van het stadhouderlijk hof en vervaardigde voor Willem III objecten die vergelijkbaar zijn met het werk van de beste Franse en Engelse zilversmeden.
Het Kunstmuseum Den Haag beschikt over een rijke collectie Haagse edelsmeedkunst, waarmee omstreeks 1850 begonnen is. Eerst was de historische context belangrijk, zoals bij de hensbekers van gilden en verenigingen. Later volgde aandacht voor gebruikszilver als theepotten, kandelaars of soezenmanden. De belangrijkste aankoop tot 1950 betrof de bijzondere bekerschroef van Andries Grill uit 1642. In de jaren zestig kon het museum twee nagenoeg complete toiletstellen uit het midden van de zeventiende eeuw verwerven. Ook daarna wist het museum steeds weer de hand te leggen op indrukwekkende, unieke en bovenal attractieve voorbeelden van Haags zilver. De verzameling is uitgebreid onderzocht en in 2005 vastgelegd in een publicatie: Jet Pijzel-Dommisse, Haags goud en zilver. Edelsmeedkunst uit de Hofstad, Den Haag/Zwolle 2005.